Martin Bril op weg naar Delfzijl

Martin Bril is vijf jaar geleden overleden

Delfzijl

Martin Bril − 11/02/03, Volkskrant

Onderweg naar Delfzijl werd ik op de Afsluitdijk ingehaald door het nieuws. De burgemeester van die plaats was na een diepgravend gesprek met de commissaris van de koningin (en jaren van wanbeleid) opgestapt….

Shit, dacht ik, want ik was nog lang niet in Delfzijl en ik was graag ooggetuige geweest van dit drama. Zo vaak zie je burgemeesters niet opstappen. Gelukkig was ik kort daarop onder het bereik van de zender van Radio Noord en die hadden al wel een man in Delfzijl, ene Piet.

Piet stond in het winkelcentrum van Delfzijl om de reacties van het volk te peilen. Dat viel nog niet mee, want of ze kennen Piet in Delfzijl en willen niets met hem te maken hebben of ze zijn daar murw gebeukt door de media en staan niemand meer te woord. Het kan ook zijn dat ze gewoon verlegen zijn in Delfzijl, of wel iets beters aan hun hoofd hebben.

‘Wat vindt u ervan dat de burgemeester is opgestapt!’, hoorde ik Piet over straat schallen. ‘kom op, geef uw mening! Uw opinie! U denkt toch wel wat!’ Dit alles met een fantastisch, haast karikaturaal Gronings accent.

Toen kreeg Piet een mevrouw voor zijn microfoon. Op de vraag wat zij ervan vond, antwoordde ze lijzig: ‘Dat vind ik goed.’

‘Waarom vindt u dat goed?’, schreeuwde Piet.

‘Om toch’, zei de mevrouw.

‘Wat vindt u ervan dat Annemarie Jorritsma de nieuwe burgemeester van Delfzijl wordt?’

‘Dat vind ik goed’, antwoordde de mevrouw.

‘Waarom vindt u dat goed?’, Piet wilde het naadje van de kous weten.

‘Om toch’, sprak de mevrouw, en oohlala, die tweede keer klonk het nog mooier dan de eerste keer en ik zette de radio harder in de hoop dat ze nog een keer ‘om toch’ zou zeggen.

‘Nou, dat is een duidelijk antwoord!’, riep Piet, duidelijk teleurgesteld, maar dertig seconden later alweer zielsgelukkig, want er kwam een glazenwasser met een ladder en emmer water voorbij die hij eens fijn om zijn mening ging vragen.

Ik deed de radio uit.

Het landschap gleed voorbij. Eerst Friesland, en toen Groningen. De lucht was blauw en hier en daar zaten in het weiland grote groepen meerkoeten, vogels die er op het land heel anders uit zien dan in het water waar je ze meestal ziet. Dobberen ze rond, dan hebben ze dat compacte van eenden, maar lopen ze in een weiland, dan zijn hun poten te lang, een onhandige en breekbare aanblik.

Aan de horizon verscheen de stad Groningen, de Martinitoren, de A-kerk, de suikerfabrieken en de Rijksgebouwendienst. Ik zat nog steeds met dat ‘om toch’ in mijn hoofd.

Zangerig.

En droog.

Van welke kant je het ook bekeek, het was een perfect antwoord. Kinderen en ruziënde vrouwen hoor je op de vraag ‘Waarom niet?’ wel eens ‘Daarom niet’ antwoorden. Dat heeft iets flauws. Je kunt het stampvoeten er zo bij denken.

‘Om toch’ daarentegen, met een vol uitgesproken ‘om’ en een glijdend ‘toch’ heeft iets ondoordringbaars. Wie het zegt, weet meer, maar houdt het voor zich. Waar zie je dat nog? In Delfzijl dus, en daar ging ik heen.